november
2017
Gepubliceerd door Justine Pardoen in Onderzoek
Monitor Jeugd en Media 2017
Nieuw onderzoek van Kennisnet laat zien dat jongeren thuis meer leren dan op school als het gaat om digitale vaardigheden. Het onderwijs heft de kansenongelijkheid onvoldoende op.
In het onderzoek dat gedaan is voor de nieuwe Monitor Jeugd en Media is vanuit vier invalshoeken gekeken naar de relatie tussen jongeren (10 – 18 jaar) en media: 1. bezit, 2. gebruik, 3. opvattingen en 4. digitale vaardigheden. Zie onderstaand model, dat gebaseerd is op het onderdeel ‘toegang tot ict’ uit het ‘Model voor de verklaring van ongelijkheden in de informatiesamenleving’ (De Haan, 2004).
Deze invalshoeken hangen op verschillende manieren met elkaar samen. Zo beïnvloeden opvattingen over digitale media het bezit en het gebruik ervan en daarmee de digitale vaardigheden. Maar er is ook een directe relatie tussen iemands opvattingen over digitale media en zijn digitale vaardigheden. De mate waarin iemand digitaal vaardig is, beïnvloedt weer het bezit en gebruik van en opvattingen over digitale media. De hoofdstukken van deze monitor zijn ingedeeld volgens deze vier bouwstenen.
Opmerkelijk
Voor mediawijsheidprofessionals bevat de Monitor veel herkenbare gegevens. Hieronder noteer ik dan ook alleen wat ons opviel, wat anders is dan verwacht of een nieuw gegeven is. Al met al is het daarom nogal een willekeurige opsomming. Het loont dan ook de moeite om het rapport, dat weer mooi vormgegeven is, er zelf even bij te pakken voor de eigen leeservaring. Het is gratis te downloaden (pdf).
Bezit
- Langzaam maar zeker doet de VR-bril zijn intrede in het leven van jongeren. Het is nog maar een kleine groep, maar we verwachten dat die gaat toenemen gezien de ontwikkeling van aanbod op het gebied van VR en AR. Jongens hebben ruim twee keer zo vaak een VR-bril als meisjes (7% tegenover 3%). Vermoedelijk hangt dit samen met het aanbod: games. En dat jongens meer gamen dan meisjes, maar dat is niet onderzocht. Overigens is het gezinsinkomen ook bepalend: ze worden nu nog meer aangeschaft in gezinnen met een hoger inkomen.
- Hoe hoger het schoolniveau, hoe meer laptops en notebooks in eigen bezit. Bij vmbo2: 54%, bij havo-vwo: 60%, bij mbo-hbo-wo: 85%. En: hoe lager het schoolniveau, hoe meer tablets in eigen bezit. Bij vmbo: 47%, bij havo-vwo: 45%, bij mbo-hbo-wo: 33%.
- Smartwatches (ook een zeer kleine groep gebruikers nog) worden meer gebruikt door jongeren met een migranten-achtergrond (5%) dan zonder (2%).
- Op 12-jarige leeftijd (overgang naar de middelbare school) heeft bijna iedereen een smartphone (92%). Dat stijgt nog naar 98% als kinderen 13 jaar zijn. Bij 10-jarigen is het 68%.
Gebruik
- Lang niet zoveel jongeren gebruiken Facebook als we soms denken: 63%. Whatsapp gebruikt 91%. Snapchat en Instagram worden evenveel gebruikt: beide 56%.
- De helft van de jongeren gebruikt email: die manier van communiceren is dus nog lang niet afgeschaft.
- Voor alle sociale media en communicatie-apps geldt dat het gebruik ervan sterk stijgt met de leeftijd. Bijvoorbeeld Facebook: van 40% bij 10- t/m 12-jarigen, via 67% bij 13- t/m 15-jarigen, naar 81% bij 16- t/m 18-jarigen. Conclusie: hoe ouder ze worden, hoe meer ze online communiceren.
- Door de komst van Netflix is het illegaal downloaden van films flink afgenomen. Legaal naar films kijken via Netflix is met 36% maar liefst vier keer zo populair als illegaal naar films kijken via Popcorn Time (8%). Onduidelijk is hoe het komt dat meer meisjes (41% dan jongens (32% gebruik maken van Netflix.
- Televisie is nog steeds veelgebruikt, ondanks sombere berichten die je soms hoort: bijna de helft kijkt nog dagelijks lineare televisie. Slechts een klein percentage geeft aan helemaal nooit meer te kijken (6%).
- Boeken zijn zwaarder de klos: bijna een derde (31%) van alle kinderen en jongeren leest nooit een boek (!). Slechts 39% leest nog regelmatig, vaak of bijna dagelijks. Vooral meisjes lezen, en dan meer uit de hogere opleidingsniveaus. Lezen is al langer vooral een vrouwending, en blijkbaar nu ook meer de hoger opgeleiden onder hen. Gelukkig hebben we er daar wel steeds meer van (meer ook dan jongens). Hoe ouder ze worden, hoe minder ze lezen; dat dan weer wel. Het is een treurige ontwikkeling als je bedenkt hoe belangrijk lezen is voor je taalontwikkeling, literaire én culturele ontwikkeling. Door te lezen kun je immers ongeacht je opleidingsniveau enorme rijkdom vergaren.
- De krant is voor jongeren passé, lijkt het: 74% leest nooit een krant. Slechts 1% leest (bijna) dagelijks een krant.
- Het is niet zo dat jongeren minder kranten of boeken lezen naarmate ze meer digitale media gebruiken. Blijkbaar is het geen verdringingsmechanisme, maar iets anders. Deze constatering roept dan ook om meer onderzoek.
- Vooral vanaf 13 jaar wordt de smartphone tijdens de les ook gebruikt om filmpjes te kijken (YouTube) of zelfs hele series (Netflix). Het percentage is substantieel als je beseft dat ze daarmee niets meepakken van de les: ruim 20% van de 10-18 jarigen doet dat. Series: 3%. Percentages worden hoger naarmate ze ouder worden. De helft van de leerlingen checkt zijn privé-berichten tijdens de les, zonder verschilt tussen opleidingsniveau.
Opvattingen
- De meerderheid van de kinderen en jongeren leert nog steeds het liefste van papier. De enige activiteit die met afstand het liefst digitaal wordt uitgevoerd, is informatie opzoeken (85%). Bij het lezen van langere teksten heeft papier de grootste voorkeur. Dat geldt voor alle opleidingsniveaus. Het geldt ook voor huiswerk maken: papier is favoriet, behalve bij mbo-hbo-vo-studenten. Die hebben dan een voorkeur voor digitaal (op de laptop). Zij bezitten dan ook vaker een laptop.
- Iets meer dan de helft (54%) van de leerlingen zegt dat ze dingen beter onthouden wanneer ze aantekeningen met pen en papier maken.
- Filmpjes worden gewaardeerd, maar vooral als aanvulling op de uitleg van de leraar. Driekwart van de leerlingen (73%) zegt dingen makkelijker te leren als ze er ook een filmpje bij zien. Het percentage leerlingen dat liever een filmpje heeft dan uitleg van de leraar, is een stuk lager (40%).
Digitale vaardigheden
Er is gekeken naar de volgende deelvaardigheden:
1. Verzamelen van informatie: identificeren, zoeken, verzamelen en selecteren van digitale informatie
a. Kan identificeren welke informatie nodig is voor het beantwoorden van een zoekvraag
b. Kan relevante zoektermen formuleren
c. Kan, indien nodig, zoektermen van een zoekopdracht bijstellen om het aantal resultaten te limiteren tot de specifieke informatiebehoefte
d. Kan de functies en filters van een zoekmachine toepassen op een zoekopdracht
2. Beoordelen van informatie: kritisch beoordelen van digitale Informatie op relevantie en betrouwbaarheid
a. Kan beoordelen welke informatie relevant is voor het beantwoorden van de zoekvraag
b. Kan kwaliteit van informatie inschatten door informatie uit verschillende bronnen te vergelijken en de bronnen te beoordelen op betrouwbaarheid (bijvoorbeeld auteur, publicatiedatum)
3. Verwerken van informatie: organiseren en ordenen van digitale informatie om beslissingen te kunnen nemen of conclusies te kunnen trekken
a. Kan informatie sorteren en ordenen voor het beoogde doel
b. Kan relevante informatie uit verschillende bronnen samenvoegen om de zoekvraag te beantwoorden
4. Presenteren van informatie: aanpassen en construeren van digitale informatie om deze over te brengen op anderen
a. Kan bestaande teksten omzetten naar eigen formulering
b. Kan tekst opmaken zodat deze overzichtelijk weergegeven wordt
c. Kan informatie presenteren door gebruik te maken van figuren om tekst aan te vullen of te vervangen (bijvoorbeeld afbeeldingen, grafieken, woordwebben, flow charts)
d. Kan een lijst met gebruikte bronnen maken
- School heeft een minimale rol in het bijbrengen van digitale vaardigheden: slechts 7% van de respondenten heeft alles – of bijna alles – geleerd via school en maar 22% zowel via school als in de vrije tijd (in ongeveer gelijke mate). Bijna driekwart (71%) heeft alles of bijna alles geleerd in zijn vrije tijd.
- De ontwikkeling van digitale vaardigheden lijkt meer te maken te hebben met de achtergrond van een leerling (opleiding en inkomen van de ouders) dan met het genoten onderwijs. Dat het opleidingsniveau van de ouders een rol speelt is al langer bekend, maar een verklaring daarvoor is niet zonder meer te geven. Het kan zijn dat hoger opgeleide ouders digitaal vaardiger zijn, en daarom vaker assisteren. Maar het is ook denkbaar dat zij intensiever toezien op het mediagebruik van hun kinderen.
- De hoeveelheid vrije tijd en het gezinsinkomen springen eruit als voorspellers. Meer vrije tijd en een hoger inkomensniveau leiden tot meer digitale vaardigheid. Van zelf doen in je vrije tijd leer je blijkbaar ook veel. Ook naarmate ze ouder worden, zijn ze digitaal vaardiger.
- Onderwijs lijkt wel iets uit te maken, maar niet veel. Dat geven ze zelf ook aan: slechts 7% van de respondenten heeft alles – of bijna alles – geleerd via school en maar 22% zowel via school als in de vrije tijd (in ongeveer gelijke mate). Bijna driekwart (71%) heeft alles of bijna alles geleerd in zijn vrije tijd.
“Het zou mooi zijn wanneer kinderen niet te afhankelijk zijn van hun thuissituatie en ook op school de kans krijgen zich te bekwamen in digitale vaardigheden”, concluderen de opstellers van de Monitor. Dit vinden we een understatement: het zou niet alleen mooi zijn, het is noodzakelijk. Onderwijs gaat over kansen bieden en schiet tekort als kansenongelijkheid niet wordt opgeheven.
De aanbevelingen voor het onderwijs zijn dan ook even voor de hand liggend als fundamenteel. Laten we hopen dat het monitoren van gebruik, bezit, opvattingen en digitale vaardigheden niet pas weer over twee jaar plaatsvindt. Daarvoor is de urgentie te groot.
Aanbevelingen
- Stel vast wat leerlingen wanneer minimaal zouden moeten beheersen op het gebied van digitale geletterdheid en welk niveau je per leerlinggroep realistisch gezien mag verwachten
- Toets de digitale geletterdheid van leerlingen zodat we achterhalen wat ze wel en niet weten en wat de verschillen tussen leerlingen zijn.
- Breng in kaart welke vaardigheden leerlingen vanuit huis meekrijgen. Daarmee wordt duidelijk wat de uitdaging is voor scholen om bij leerlingen digitale geletterdheid te ontwikkelen tot
een maatschappelijke acceptabel niveau. - Toets de leermaterialen voor digitale geletterdheid op effectiviteit.