mei
2018
Gepubliceerd door Justine Pardoen in Onderzoek
Waarom wetenschappers nog geen diagnose willen voor problematisch gamegedrag
Bestaat gameverslaving? Moeten we het als officiële diagnose gaan invoeren? Er is onenigheid.
De WHO wil dit jaar de diagnose ‘gamestoornis’ toevoegen aan de ICD-11 ziekteclassificatie. Psychiaters zijn vaak voor, maar het Trimbos is tegen. Samen met 35 wetenschappers schreven ze een brief aan de WHO om dat uit te leggen.
Het is nog te vroeg voor een diagnose
De wetenschappers en het Trimbos vinden het zelfs zeer riskant is om deze nieuwe diagnose nu al te introduceren. Maar wat is er dan op tegen? Want er is natuurlijk wel een probleem: er zijn jongeren die worden aangemeld bij de verslavingszorg vanwege hun problematisch gamegedrag. Ook vanuit scholen en zorginstellingen komen geluiden dat er behoefte is aan handvatten om met zo’n gameverslaving om te gaan. Gamen levert ook vaak spanning in gezinnen. Uit vragenlijstonderzoek blijkt ook regelmatig jongeren het soms lastig vinden om het gamen onder controle te houden. Schattingen van verslaafd gedrag lopen sterk uiteen van zo’n 1,5 (3) tot 4 procent (4). Dit is de reden dat de website Gameninfo.nl in het leven is geroepen, net zoals de Gamen Infolijn (0900-1995).
Bij lichtere problemen kan het plakken van het label ‘gameverslaving’ echter de verkeerde nadruk leggen en juist nog meer spanningen oproepen. Het eerste advies is daarom dat ouders en omgeving zich goed verdiepen in de wereld van de gamer – ook de digitale wereld. Dit is knap lastig. Zelf meespelen en oprechte interesse ontwikkelen kost de ouder energie en tijd, maar lost vaak al veel problemen op. Mochten de gameproblemen aanhouden, dan kan een serie gesprekken met een preventiemedewerker uit de verslavingszorg plaatsvinden op school.
Onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing
In het uiterste geval komen jongeren de jeugdverslavingszorg binnen. De nieuwe ‘ziekte’ gamestoornis is bedoeld voor gebruik in deze context. De diagnose helpt een bevoegd professional om in te schatten of iemand wel of geen ‘gamestoornis’ heeft. Niemand betwist dat er jongeren de klinieken binnenkomen die teveel gamen. Ze verdienen de beste hulp. Toch is het volgens het Trimbos nog te vroeg om te concluderen dat er voor deze personen een nieuwe diagnose nodig is: er zijn te veel problemen met het wetenschappelijke bewijs.
Het is bijvoorbeeld niet helemaal duidelijk of het gamegedrag een symptoom is van problemen of een oorzaak (of allebei). Dat is belangrijk om helder te hebben, want behandelen van gamegedrag bij mensen met psychologische problemen kan potentieel zelfs averechts werken. Games bevredigen allerlei psychologische behoeften. Samen online spelen kan bijvoorbeeld gevoelens van eenzaamheid buiten de deur houden. Dit kan zelfs therapeutisch werken en streven naar een ‘gameloos’ leven is daarmee niet altijd zo logisch als een leven zonder, bijvoorbeeld, drank of gokgedrag.
Welke mechanismes in games zijn de oorzaak van de problemen?
We weten bovendien onvoldoende wat het probleemgedrag precies inhoudt. Games zijn divers, complex en interactief. Hoewel er ontzettend veel publicaties zijn over ‘gameverslaving’ is het onduidelijk welke mechanismen binnen games de problemen veroorzaken. Bij bier is er alcohol, bij roken nicotine en bij kansspelen zijn er de winst van het geld en de onzekerheid over een uitkomst. Bij gamen is dit veel minder duidelijk. Gamers die in behandeling zijn voor een verslaving spelen om allerlei redenen: ambitie om professioneel te spelen, de contacten in het spel, om niet aan andere dingen te hoeven denken, of simpelweg omdat ze de tijd uit het oog verliezen. Voorstanders van de diagnose hebben eveneens weinig overeenstemming over de problematische elementen en wat ze nu wel en niet onder games verstaan.
Veel behandelaars juichen de nieuwe diagnose toe. Logisch: ze zien problemen en willen graag helpen. De keerzijde is echter ook dat de diagnose gebruikt gaat worden als argument om commerciële behandelingen te verkopen aan bezorgde ouders. Waar een diagnose is, volgt aandacht, volgt aanbod. Er is nu al een groeiend aanbod van niet-wetenschappelijk onderbouwde interventies die zich richten op ‘digitale detox’ en andere extreme oplossingen om het gebruik van schermen te beperken. De vraag is in hoeverre dat bijdraagt tot een betere ondersteuning van de ouders die zich zorgen maken over hun overmatig gamende kind. De diagnose is bovendien wereldwijd: niet elk land gaat even voorzichtig om met behandelingen en de diagnose kan misbruikt worden door overheden.
Het gamegedrag wordt nu benaderd vanuit een verslavingsperspectief. Het Trimbos is bang dat het ‘steunen’ van een diagnose door de WHO ertoe leidt dat potentieel alternatieve interpretaties van het gamegedrag niet meer goed bekeken worden: er is immers al een erkende ziekte. Dit kan onderzoekers en behandelaars op het verkeerde been zetten en breder onderzoek naar de positieve en negatieve rol van gamegedrag binnen de ontwikkeling van het kind stagneren. Grootschalig onderzoek met openbare data laat zien dat matig technologiegebruik positieve effecten kan hebben: te veel is niet goed, maar te weinig ook niet. En, laten we niet vergeten: spelen is een universeel kinderrecht. Kinderen van nu spelen zowel fysiek als via een scherm. Times change.
Er zijn mensen die te veel gamen en deze mensen verdienen de allerbeste hulp. Een overhaaste diagnose biedt dat niet.
Meer onderzoek nodig
Wat wel zou helpen, is een beter begrip van de problematische mechanismen in sommige games en de manier waarop ze een kleine groep kwetsbare mensen beïnvloeden. Niet alle mechanismen zijn even ethisch verantwoord en we moeten kennis opbouwen over verantwoord ontwerp van digitale producten. We moeten ten slotte beter begrijpen hoe behandelaars het beste kunnen omgaan met gamegedrag van patiënten en in welke mate gameproblemen verbonden zijn met psychische problemen. Als deze kennis er is, dan is een wereldwijde diagnose mogelijk op zijn plaats. Maar dat is nu nog niet het geval, aldus het Trimbos.